Eerste periode 1900 - 1918
Zo werd in 1901 in Londen de "Engineering Standards Committee" gesticht voor de normalisatie in het domein van de mechanica.
In Frankrijk was het de elektrische industrie die als eerste dezelfde weg opging en in 1907 de "Comité Electrotechnique Français" oprichtte en een weinig later de "Union des Syndicats de l’Electricité" die begonnen met de normalisatie van gloeilampen.
De systematische studie van de normalisatie in België dateert van 1909. Tijdens dat jaar werd het "Comité électrotechnique Belge (CEB)" opgericht om België in de schoot van de "Commission électrotechnique Internationale (CEI)" te vertegenwoordigen.
Dat de eerste schreden van de normalisatie gezet werden op het gebied van de elektriciteit, is te wijten aan de volgende drie faktoren :
a. - de bekommernis elke mogelijke verwarring te vermijden in deze jonge en snel evoluerende techniek. Daardoor ontstond de normalisatie van de terminologie en de eenheden ;
b. - de noodzakelijkheid van een verwisselbaarheid tussen de produkten van verscheidene fabrikanten ;
c. - de veiligheidseisen.
Ondertussen deden zich in andere nijverheidssectoren steeds meer moeilijkheden voor, die te wijten waren aan een tekort aan normalisatie.
Dan kwam de eerste wereldoorlog en meteen de noodzaak bij de oorlogvoerende staten om hun industrieel potentieel maximaal uit te baten. Dit betekende in concreto : snelle productie door afschaffing van een groot aantal verschillende producten die in eenzelfde behoefte voorzagen, en door het streven naar de verwisselbaarheid van onderdelen en van een massa disparate goederen. Als eerste werd in Nederland in 1916 de "Hoofdcommissie voor de normalisatie in Nederland" opgericht. Daarna volgen gelijkaardige nationale instellingen in Duitsland (1917), Zwitserland (1918), U.S.A. (1918), Engeland (1918), en Frankrijk (1918).
Vooral in België zou de oorlog ernstige problemen van wederopbouw stellen en vanaf 1916 trachtte een groep leden van de "Fédération des constructeurs de Belgique", bijgestaan door enkele ambtenaren bij te dragen tot de wederopbouw, die na de bevrijding van het grondgebied zou moeten ondernomen worden.
De werkzaamheden gingen over de éénmaking van de bouten en klinknagels, de normalisatie van profielen, de opstelling van typereglementen voor de berekening en de bouw van bruggen, vakwerken en metalen reservoirs, de normalisatie van drijfwerk
en de éénmaking van goederenwagens.
Na de oorlog liet de oprichting van de beroepsgroeperingen en de reorganisatie van de "Fédération des constructeurs de Belgique" toe het gewenste kader te leveren waarin in 1919 het ontstaan gegeven werd aan de "Association Belge de standardisation (ABS)".